37 Letters to Vincent van Gogh (2015)



















Pam met Lorca in de keuken
Rotterdam, woensdag 13 mei 2015





Pam Emmerik
(1964-2015)

Afgelopen vrijdag 3 juli 2015 overleed, totaal onverwacht en veel te vroeg, op 51 jarige leeftijd Pam Emmerik

Pam schreef in mei 2015 voor de tentoonstelling IN DE ONTREDDERING DE KALMTE BEWAREN een brief aan Vincent van Gogh. De brief is gelijk een tekening. Pam's brief draagt nummer 7 en is te vinden in het onderstaand overzicht van alle 37 brieven.  

Ons briefje van dank aan Pam is gebaseerd op haar brief aan Vincent aan wie ze veel te danken had. 

DVVJ
Arnhem, zondag 5 juli 2015




Briefje aan Pam:

Lieve, lieve Pam, laat ons bericht 
hier aan jou kort maar krachtig zijn! 
want wij danken jou uit het diepst van ons
hart dat jij de wereld hebt laten zien
dat kunstenaars ook verward doch meesterlijk 
kunnen zijn! diepe diepe dank daarvoor.










Voor een bijzonder goede recensie over de tentoonstelling kunt u terecht op de blog van Saskia Monshouwer uit Amsterdam: www.monshouwereditions.nl







37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 1
Cees Andriessen



Apeldoorn, mei 2015
 
Waarde Vincent,                                                                                                                                                                                                        
Op mijn werktafel je laatste brief tussen uiteengevallen herinneringen.
Ik dacht de bloemen, verwelkt,
het gele bed nog onbeslapen, zwarte kraaien in een vlucht.
Vanuit mijn raam zag ik hoe de zon de straten kleurde,
zijn schaduwen tekende,
het jonge groen in de bomen groeide,
de hemel blauw.

Wat moet ik je schrijven wat je al niet weet,
beter dan ik.
Maar toch.
 Terwijl ik je woorden las hoorde ik van ver muziek,
 Leoš Janáček, zijn strijkkwartet “Intieme brieven”.
Bestaat er toeval?
 
Sindsdien keerde de muziek terug.
Keer op keer zong het in mijn hoofd.
Janáček was je tijdgenoot en
 ook hij wist in de ontreddering de kalmte te bewaren
of beter, er een vorm voor te vinden.
Zijn liefde voor de jonge Kamila Stösslova bezielde
muzikale lijnen die zorgden voor een nieuw elan. 

Waarom dringt deze muziek zich op,
breng ik iets samen wat los van elkaar heeft bestaan?
Janáček schreef er bij dat hij zijn gevoelens
niet met idioten wilde delen.
Toch geeft hij veel van zijn gevoelens prijs
en is de ontreddering tot iets gelukzaligs uitgegroeid.

Ik denk de tijd terug.
Hoe ik je, ver voor deze muziek, leerde kennen.
Wat is kennen?

Onze eerste ontmoeting, ik was nog een kind.
Die hoge lange gang van plint tot plafond
aan beide zijden volgehangen met schilderijen.
Pas later besefte ik dat de meesten
reproducties moeten zijn geweest.
Veel later leerde ik de werkelijkheid kennen.
Maar in mijn kinderjaren keerde ik
steeds weer terug naar die gang en keek,
keek in stille bewondering naar jouw caféterras tussen
het straatje van Vermeer, de soldaat en het lachende meisje,
jouw slaapkamer, de ophaalbrug bij Arles naast
de onstuimige luchten van de Haagse School.
Ik keek en keek. Het was de wereld van grote mensen
die ik later hoopte te mogen betreden.


Nu, de tijd verstreken.
Ik ging mijn weg.  
De werkelijkheid werd mijn deel.
Denkend aan jouw laatste schilderij,
de kaal gewaaide blauwe boomwortels.  
Ik herkende en herinnerde ze van mijn 
wandelingen over de Asselse Heide, het Kootwijkerzand.

Soms denk ik dat jij ze daar ook gezien moet hebben.
Denk ik je voetstappen te zien en loop
dan voor heel even met je op.

Een groet,
Cees Andriessen


P.S.: Dank voor de vijftig franc want zoals je weet, is er in de kunsten weinig veranderd.






















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 2
Mischa Andriessen


Waarde Vincent,


                Steeds wanneer ik in Den Haag in de buurt van de Plaats kom, moet ik aan je denken. Daar werkte je bij Goupil, in de kunsthandel van je oom; dat heet: Hij betaalde je niet om klanten lastig te vallen met morele vraagstukken, moest toegeven dat je vol vuur over kunst sprak, maar ook vaststellen dat geïnteresseerden dikwijls van een vrijwel zekere koop afzagen omdat je hen zenuwachtig maakte, je hen wegjaagde wanneer je weer eens met priemende blik over hogere waarden praatte en ze na verloop van tijd vanwege je trillende lippen en geheven vinger begrepen dat je het niet over handel had.
                
Zie je het niet? vroeg je oom, wanneer hij je weer eens apart nam. Nee, antwoordde je in eerlijkheid. Wil je het zien? vroeg hij vervolgens, daar dacht je in je kleine woning aan de Lange Beestenmarkt dan tot diep in de nacht over na. De volgende dag kwam je nog bleker en met nog holler ogen in de zaak en herhaalde alles zich, zij het een fractie feller dan voordien.
            
Terwijl ik dit schrijf, waarde Vincent, staan tal van kunstbeurzen op punt van beginnen. In Venetië is de Biënnale. De kunst gaat daar weer over de wereld, schrijven de kranten, die doorgaans vooral over de waarde van kunst berichten. Nu even niet, zo lijkt het afgesproken, de rijen hebben zich gesloten, kunst kan kapitalen kosten én maatschappelijk relevant zijn, zo wordt nu uit zelfbehoud gedacht. 250 miljoen werd recent voor een enkel schilderij betaald, dat geld zou met zekerheid weldadiger kunnen worden besteed, velen kunnen helpen, maar dan kan die exorbitante handel toch nooit waardenvrij zijn? of is dat een vraag uit een voorbije tijd?
                
Je zei de kunsthandel vaarwel, toog naar de Belgische mijnen in de Borinage, daar waren ze het armste, daar moest de geestelijke nood het hoogst zijn, dacht je, maar zo werd je verzekerd, je dacht verkeerd. Je wordt daar nu een jaar lang herdacht, de mijn is een museum, de huizen worden opgeschilderd, allemaal dezelfde gele kleur, die ze ooit hadden, vast ook al in jouw dagen daar. Een opgewekte kleur als tegenwicht voor treurnis, maar meestal werkt het andersom, maakt de intense somberte juist elke sprankeling mat. De straten zijn trouwens nog altijd breed en geasfalteerd, een kanon zou zo eenvoudig in stelling kunnen worden gebracht wanneer de mijnwerkers zich tot een opstand zouden laten bewegen, maar dat is nagenoeg iedereen vergeten.
                
Waarde Vincent, je preekte daar, tot de vijandige reacties op je welgemeende woorden je opnieuw teveel werden, de twijfels over het nut van je geestdrift wederom verwarring stichtten. Kunstenaar was je vanaf toen, volledig, zonder voorbehoud. Zulks dankzij je broer Theo, een handelaar met een hart, die je grillen begreep en in je levensonderhoud voorzag en daaraan geen onterende beperkingen verbond. Weet je trouwens Vincent, dat eerdaags de uitspraak is in een rechtszaak die een Nederlandse verzamelaar tegen een Deens-Vietnamese kunstenaar heeft aangespannen. Het gaat van beide kanten over je woord houden en de zucht naar geld. Wat zou ik graag jou en je broer daarbij als deskundige getuigen hebben gehad.
               
     Alle goeds,
     Mischa Andriessen       





Wel verstuurd en niet verstuurd

1

Haar schaduw als een mare over het water, vleugels wijd gespreid, biddend, de tere vaneen geweken lippen, toen zij overging, is haar gezicht gebleven zoals het was, ze heeft veren, poten, maar geen snavel, haar stem is te zacht, haar kreet vuilt geen ziel. De zee is nu spiegelglad. Ze is niet gehoord, niet begrepen. De spaanders van de woest uiteengereten wrakke sloep heeft niemand kunnen grijpen. Als een ondergehouden bal komt ze boven, geen vlecht is los geraakt, wie het wil zien, zal zich sussen en zeggen dat ze danst – een stille dans is ook een dans-  zie dan hoe sierlijk de zoom van haar groene jurk. Horen en zien vergaan zo van harte jammert zij die nooit de lichtzinnigheid van vogels heeft kunnen benaderen, die een andere hardvochtigheid kent, de menselijke, die vroeg of laat overgaat in spijt. Ze laat zich vallen, duikt met adelaarsprecisie het bovengedreven kind op en neemt het mee, toont het, zal het blijven tonen, totdat iemand het zal zien.


2

                Sinds dagen liggen de geiten op een zanderige plek in het weiland. Ze zijn een paar weken oud, kunnen staan, maar zien daartoe geen reden. Alles is stil, het enige dat beweegt zijn de rimpelingen van het water en hun weerkaatsing op de bomen. Er is geen mooier gezicht dan dat; die kalme zilverwitte bibberlijnen op de stammen. De wetenschap dat er grillige wetten zijn, een orde die zichzelf in stand houdt, niet kan worden veranderd, omdat geen mens hem begrijpt. De geiten likken het voer uit de trog die hun moeder heeft omgeduwd. Ze ligt in een hoek van de wei en kijkt toe. Eet wanneer de kleintjes slapen. Ik ben op vakantie in eigen huis, heb de dunne kranten nagenoeg ongelezen gelaten, een ding wil ik je niet onthouden, al weet ik niet of het je vrolijk stemt. Een schilderij van Paul Cézanne, je kent hem wel, is nu het duurste ooit. Er staan kaartspelers op afgebeeld. Trouwens gokkers die hun afhankelijkheid ten slotte inzien en ongedaan willen maken, kunnen nu terecht in een kliniek met jouw naam.





             










37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 3
Armeno Alberts



                                                                                                          Arnhem 2 juni 2015

Waarde Vincent,
Om maar meteen met de deur in huis te vallen; Jij bent er al een tijdje niet meer. Dood en vergaan. Op 27 juli 1890 hield je het voor gezien en pleegde je zelfmoord. Althans, dat probeerde je neem ik aan, want het lukte niet helemaal. Je stierf pas echt twee dagen later.
But who cares. In ieder geval voel ik de behoefte om je een brief te schrijven.
Je kent me niet, daarom stel ik me even aan je voor.
Ik ben een toevallige wereldreiziger uit een andere tijd. En ook een toevallige toeschouwer van de brief die jij bij je droeg die bewuste dag daar in Auvers sur Oise. Een brief die je niet verstuurd hebt. Ja, je hebt wel een brief gestuurd toen, maar die was toch wat anders van toon. In die ogenschijnlijk onaffe brief in jouw binnenzak trof mij met name één zin in het bijzonder, een zin die mij deed besluiten jou te schrijven
De zin die mij zo trof luidde: “…sommige doeken die zelfs in de ontreddering de kalmte bewaren”. Hoe mooi is dat gezegd. En hoe vreemd dat je die zo treffende metaforische duiding van jouw laatste levensfase weggestreept hebt in de uiteindelijke wel verzonden brief aan jouw broer Theo.
Weet je Vincent, je bent inmiddels tot as vergaan, maar je zou eens moeten weten wat er allemaal na jouw dood gebeurd is. Jouw werk, jouw schilderijen behoren in de tijd waarin ik leef, tot de meest bijzondere werken ter wereld. Vele miljoenen betalen mensen voor jouw doeken! Dit is zeker ook het gevolg van de machinaties van de handelaren, waar jij, en jij niet alleen, terecht tegen fulmineerde toen je nog levend rondliep op deze aarde. Maar toch, je bent nu maar mooi één van de beroemdste schilders ter wereld! Tja, dat had je niet gedacht hè?
Maar hier wil ik het helemaal niet over hebben. Nee, ik wil iets anders met je bespreken.
Weet je Vincent, ik kan het natuurlijk helemaal mis hebben, maar volgens mij heb jij nooit veel op gehad met muziek. En dat is jammer, want met die onrustige en gestoorde geest van jou – wie snijdt er nou een stuk van z’n oor af! – zou je zoveel rust en troost hebben kunnen vinden, juist in muziek.
Ik weet, je hebt ooit nog eens een blauwe maandag pianoles gehad, maar je vond het geluid te groen. Je bent ook met jouw broer wel eens naar concerten met muziek van Wagner geweest en dat vergeleek je met het opvoeren van zo ongeveer alle kleuren die dan uiteindelijk oplossen in harmonie en kalmte. Je hebt het in een brief aan Theo wel eens gehad over het feit dat kunstenaars altijd maar moeten scheppen en dat jij het juist ook spannend vindt om een bestaand werk te kopiëren, net als een musicus die een werk van Beethoven speelt en deze componist door interpretatie herschept. Je wilde jouw penseel laten bewegen als de strijkstok van een viool.
Maar toch Vincent, waarschijnlijk heb je niet heel bewust om je heen gekeken, of liever gezegd geluisterd, naar wat er allemaal in jouw eigen tijd geklonken heeft. En er was best veel, heel veel moois en bijzonders te horen in jouw tijd. Toen je in Parijs zat bijvoorbeeld. Je hebt daar tenslotte allerlei tekeningen gemaakt van musici. Wat speelden zij? Trouwens, je had toen toch naar concerten kunnen gaan van Gabriel Fauré of Claude Debussy? En ben je de knotsgekke pianist Eric Satie wel eens tegengekomen? Die zat vaak in de kroeg te spelen. En wat speelde de dochter van Dr. Gachet, die je achter de piano zittend geportretteerd hebt?
Waarom vraag ik je dit? Ik denk dat al die onrust in jouw ziel, die uiteindelijk geleid heeft tot jouw totale zelfdestructie, veel meer tot rust had kunnen komen als je wat vaker echt naar muziek zou hebben geluisterd. De wereld van de muziek is weliswaar heel anders dan die van de schilderkunst, maar er zijn wel degelijk overeenkomsten. Ook in de muziek kun je spelen en boetseren met kleur, klankkleur; ook in de muziek maak je lijnen en vormen; en zo zijn er nog wel meer zaken op te noemen. En bovenal: de juiste muziek op het juiste moment heeft veel meer dan schilderkunst, de prettige onhebbelijkheid om als een welkome gast tot diep in de ziel door te dringen. Je hieraan overgeven kan een uniek, niet door medicijnen te vervangen balsem zijn tegen ongewilde hersenspinsels en wankele gemoedstoestanden. Zaken waar jij zo’n last van hebt gehad tijdens jouw leven. Als er iets is waarvan je in de ontreddering de kalmte had kunnen bewaren, dan was het wel dat geweest.
Maar Vincent, ik neem je uiteraard niets kwalijk, ik had het je alleen zo graag gegund. De weldadigheid ondergaan van de ongrijpbare vluchtigheid van ja, van wat eigenlijk? Van luchttrillingen! Want meer dan dat is het niet. Muziek is lucht. En lucht schept ruimte, ruimte die jou zo goed gedaan zou hebben!
Waarde Vincent, ik neem nu afscheid van je. Maar mocht je toch ergens rondzweven, op 18 juni wil ik graag iets voor je spelen op de piano. Een impressie in klank van jouw werk.
En hopelijk zal ik dan zelf in mijn eigen ontreddering de kalmte bewaren.

Goede groet,

Armeno Alberts













37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 4
Korrie Besems
 






























































































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 5
Ellen Grote Beverborg
  

Waarde Vincent, 

Het schildersdoek kwam ik tegen, toen ik onderweg was naar mijn atelier. 
Er was een huisuitzetting geweest, veel mensen stonden tussen de spullen te rommelen.
Het bijna lege doek stond tussen veel andere huis tuin en keukenspullen. 

Zo begon het schilderen! 

'In de ontreddering van het leven', best een mooi herkenbaar thema. 
Ik wist ook gelijk wat ik wilde schilderen,  'vogels'. 
Geen zwarte vogels zoals op een van je laatste doeken. 
Maar witte vogels, om je geest te verlichten, je zijn te helen!

Vogels vliegen heen en weer, tussen hemel en aarde, zijn een soort boodschappers!

Ik wilde niet alleen verf gebruiken, graag ook iets van de vogel, veren wel te verstaan. 
Dus ik ging veel wandelen, op zoek naar veren en donsjes. 
In het begin waren er niet zoveel veren en donsjes, die waren al opgeraapt door de vogels zelf. Gebruikt voor de eigen nestjes. 
Nu begin juni, zijn er veel donsjes, gelukkig maar. 

Dus ik hoop waarde Vincent, dat het schilderen van dit vogel schilderij, je iets lichter heeft gemaakt. 
Ik geloof het wel. 
Mij heeft het in ieder geval heel erg geholpen, 'in de ontreddering van.....'

Dank voor alles,

Ellen Grote Beverborg

 



































































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 6
Kaj Bras
 

5 juni 2015

Waarde Vincent,

Hoezeer is de wereld veranderd en zal de ontreddering die je toen voelde nu wellicht een andere zijn geweest. De schoonheid en verwondering die je gezaaid hebt met jou worstelingen hebben de vlucht kraaien en de donkere lucht boven de graanvelden zonder probleem overdonderd. De zaken gaan goed zou je kunnen zeggen.

Het handelen met menselijkheid is er echter niet echt op vooruit gegaan. Tijden veranderen maar de onstilbare honger naar meer en het slappe geouwehoer over kunst gaan onverminderd voort. De eenzaamheid die je zo nu en dan beschrijft herken ik, alsmede je zoeken naar menselijkheid.

Met de familie gaat het overigens goed. Sophie heeft net een nieuwe woning en ik kan je vertellen dat we allemaal in goede gezondheid zijn. Het zal weer even duren voordat we elkaar spreken maar ik volg je graag zolang in je zoektocht naar de kalmte in het werk en de innerlijke behoefte om je in te spannen voor het goede.

Bij deze brief heb ik een biljet van 50 fr. gevoegd. Hopelijk kun je hier weer even mee vooruit, hoewel dat niet makkelijk zal zijn nu we allen in een crisis verkeren. Maar wat wil je...

Vriendelijke groet,

Kaj



























































































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 7
Pam Emmerik
 

Lieve, lieve Vincent, laat mijn bericht 
hier aan jou kort maar krachtig zijn! 
want ik dank jou uit het diepst van mijn 
hart dat jij de wereld hebt laten zien
dat kunstenaars ook verward doch meesterlijk 
kunnen zijn! na mijn coma heb jij name-
lijk als een waar schild voor mij met m'n 
afasie gediend. diepe diepe dank daarvoor.

dat vind ik zelf ook veter cool, pam!










































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 8
Gilles Frenken
 

Beste Vincent,


in je laatste brief aan je broer Theo schrijf je niets over je doodswens. Je bent strijdlustig over de positie van kunstenaars en je maakt je zorgen over de gezinssituatie van je broer.


Je vraagt Theo om verf te bestellen en op te sturen. Uit niets bleek dat je van plan was je leven met een pistoolschot te beëindigen.


Die week maakte je een kleurrijk schilderij van boomwortels. Het zou je laatste werk worden. Een paar dagen later werd je tussen zulke wortels begraven.


Vincent,

Ik heb je landschapsschilderijen gezien, met velden, bloemen of een stralende zon. Ik bestudeerde je portretten, je schetsen en brieven. Je hebt me blij gemaakt en geïnspireerd, door jouw manier van kijken en schilderen.


Maar, door jouw zelf gekozen vroege dood heb je me bedroefd gemaakt. Als ik boomwortels zie, dan denk ik aan de hemel, waar jij nu moet zijn, als een stralende zon.


Gilles












































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 9
Peter du Gardijn
 

Bussum, juni 2015


Waarde Vincent,

Begin juni 1890 schreef je: ‘Ik zou zo graag portretten maken die over een eeuw voor de mensen die dan leven, als het ware openbaringen zijn.’  Het is inmiddels juni 2015 en ik denk voor een van die levende mensen door te kunnen gaan. 
   Je brieven liggen hier voor me. Ik heb ze gelezen. Hoe geruststellend dat ook jij een vat vol tegenstrijdigheden blijkt te zijn! Ik focuste me op je twijfel aan je werk. Zoals veel kunstenaars heb je je hele leven gedacht dat het beter zou moeten en wilde je, hoewel je soms boos naar erkenning snakte, vooral niet te veel geprezen worden. Neem het artikel van Albert Aurier in de Mercure de France van januari 1890. Het artikel maakt je blij, want plotseling laat iemand je ster gloeien, maar tegelijk roept het doem op. Je vindt het te overdadig en schrijft aan Theo: ‘Jij weet net zo goed als ik dat er bij loftuitingen altijd een keerzijde van de medaille is.’
    Werk en lijden onlosmakelijk verbonden. Het blijkt ook uit je opmerking (in de brief aan Theo die je op zak had toen je jezelf op 27 juli 1890 dodelijk verwondde) dat je werk je de helft van je verstand heeft gekost. In dezelfde alinea schrijf je dat sommige doeken ‘zelfs in de ontreddering hun kalmte behouden.’ Ontreddering en kalmte. En je verlangen naar openbaring uit het citaat hierboven moet van die kalmte dan de overtreffende trap zijn.
    Ontreddering, kalmte, openbaring. Is dat het (calvinistische) grondschema?     
  
Hoe vertel ik het je? Weet je nog dat je met steentjes werd bekogeld? Dat je in het atelier van Cormon achter je rug om bespot werd? Dat ze je een barbaarse Noorderling vonden? De vijandige planeet is dankbaar geworden. Er is tegenwoordig, vrees ik, bijna niemand te vinden die nog twijfelt aan je werk. Je schilderijen worden voor astronomische bedragen geveild. In Amsterdam is een museum dat je naam draagt, waar dagelijks duizenden mensen langs je werken schuifelen. Er is een museumshop met kopjes, kookschorten en tassen waar je amandelbloesems, zonnebloemen of zelfportretten op zijn afgedrukt. Zowel kalmte als openbaring zijn daar ver te zoeken. Als je het zag zou je je kapot schrikken.
   Mijn diagnose luidt dat je een professioneel genie geworden bent. Het spijt me. Als schrale troost kan ik je schrijven dat het begrip genialiteit ernstig aan inflatie onderhevig is. Omdat wij hier geteisterd worden door het postmodernisme. Een gevaarlijke vorm van woordbederf, leg ik je later nog wel een keer uit.
    Belangrijker is dat Schopenhauer, ruim voor die grote inflatie toesloeg, interessante dingen heeft opgeschreven over het genie. Laten we er voor het gemak van uitgaan dat het de waarheid is. Als  kenmerkende eigenschap voert hij aan dat het genie de dingen belangeloos benadert. Dit in tegenstelling tot normale mensen die (slaaf van rede en andere logica) uit zijn op begrip, want wat je begrijpt kun je gebruiken. Verkopen bijvoorbeeld, in grote oplagen bijvoorbeeld. Sommigen zien dit als een commerciële epifanie, ikzelf associeer het meer met een liquidatie. Je werk is geliquideerd en het zijn natuurlijk de handelaren die daar het meest van profiteren. Theo was inderdaad de uitzondering.
   Tot zover het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat de musea zelf prachtig zijn en dat wij, als levende mensen, er vrijwel voor niets naar binnen mogen. Eenmaal ter plekke hoeven we dan alleen nog maar onze hang tot begrip af te leggen. Net zo lang tot we het zien. Een beetje zoals altijd en een beetje zoals nooit tevoren. In sommige gevallen doet zich dan een openbaring voor. Eén per tien kookschorten? 
    
Als je me bij een dergelijke gelegenheid niet een paar keer goed geraakt had, zou ik deze brief niet aan je schrijven. 
    De eerste keer dat het gebeurde was ik nog geen jaar oud. In mijn babykamer hing namelijk een reproductie van De Sterrennacht (1889). Ik was een maand of acht en werd geteisterd door een cohorte van klein huishoudelijk kinderleed (net als je neefje). Midden in een van de doorwaakte nachten zat ik op de arm van mijn moeder voor jouw schilderij. Voor het eerst keek ik ernaar, een gladde reproductie die op hardboard was geplakt, maar dat wist ik toen nog niet. Er gebeurde een wonder. Ik keek niet alleen, ik zag ook iets, ik keek en sloeg toen met mijn knuistje op de maan. In de prelinguïstische intuïtie misschien dat er een verband bestond tussen mijn koortsige pijn en jouw fonkelende hallucinatie. Ik sloeg je werk en ik denk niet dat ik daarvoor mijn excuses hoef aan te bieden. Integendeel, ik denk dat het voor een compliment kan doorgaan. Misschien betreft het zelfs een openbarinkje. Daar moeten we een deskundige voor raadplegen.     
    ‘Je leek opgelucht,’ zei mijn moeder later. Het bewijst in elk geval dat je voor jouw werk niet hoeft te hebben doorgeleerd. Sterker nog: als puber, tijdens de algehele hersenspoeling van de middelbare school, vond ik je werk niks. Al die zenuwachtige streepjes en dat slordige timmerwerk, die hoekige gezichten. Was die man dronken toen hij dat schilderde? En: het lijkt helemaal niet echt. En wat betekent het? Ik zag niets meer.   
    Tot het opnieuw gebeurde, voor het Korenveld met maaier en zon (juni 1889) in een museum op de Hoge Veluwe waar veel van je werken hangen. Zoals je je misschien herinnert betreft het je uitzicht in Saint-Rémy, dat je drie keer geschilderd hebt met een maaier.
    Ik denk niet dat iemand dit een kalm schilderij vindt, want het zindert en het tintelt nogal. Het is vooral aanstekelijk geel. Opnieuw voelde ik de neiging opkomen het aan te raken, maar (grondig opgevoed nu) beheerste ik me deze keer.
    Na een tijdje viel me op dat de maaier bijna doorzichtig is. Waarop het inzicht daagde dat je dat gedaan had om zijn voortgaande eenwording met het overvloedige geel tot uitdrukking te brengen. Een veelzeggend moment van transgressie, des te ontroerender omdat je het schilderde in een periode dat je geteisterd werd door aanvallen van totale ontwrichting. Terwijl ik bleef kijken werd ook over mij de zucht vaardig om in het koren te verdwijnen. En het gebeurde. Ik werd geoogst. Tot ik weer in mijzelf neerdaalde.
   Gefeliciteerd dus, bij minstens één levende is het je gelukt.
  
En nu heb ik een vraag voor je. Op de twee andere, latere schilderijen – Korenveld met maaier (begin september 1889) in het bovengenoemde museum in Amsterdam en het gelijknamige derde (september 1889) in een museum in Essen – is de maaier aanzienlijk helderder. Zodat hij niet in het geel opgaat maar het juist oogst, waarmee de orde als het ware hersteld is. Wat ik me afvraag: heb je die eerste maaier inderdaad met opzet zoveel vager gelaten? Ik kan er hier niets over vinden.  
    Wel stuitte ik op wat je schrijft over de schitterende incarnatie van dit schilderij in Amsterdam, op 5 of 6 september 1889: ‘Ik worstel met een doek waar ik enkele dagen vóór mijn aanval aan begonnen ben: een maaier. […] In die maaier – een vage gestalte die in de volle hitte zwoegt als een paard om zijn werk af te krijgen – zag ik toen het beeld van de dood, in die zin dat de mensheid het koren voorstelt dat wordt gemaaid. [...] Maar in die dood schuilt niets droevigs, het speelt zich af in het volle licht, bij een zon die alles onderdompelt in een fijn gouden licht.’ Dit citaat bevat het geheim van heel je schildersleven: de gang van inhoud naar vorm, van symbool naar de pure aanwezigheid van verf. Daarom wil ik je schilderijen steeds aanraken!
    Drie schilderijen, drie ommuurde korenvelden in een lijst. Dat het om je uitzicht uit het gesticht gaat is veelzeggend. Drie schilderijen waarin exuberantie door jouw beheersing tot een meesterlijke synthese leidt. Zo kan de openbaring van geel kalm en kalmerend zijn. Ik dacht ik leg het je ff uit.

En nu eindig ik ook nog met een dreigement: ik ben van plan bij mijn eerstvolgende bezoek aan een van de drie schilderijen voorgoed in dat sublieme licht te verdwijnen. Ik heb het nodig. Ik ben er klaar voor. God mag het weten.
    Wij zullen elkaar daar niet ontmoeten. Dat sprookje heeft lang genoeg geduurd. Daarom: kun je me alsjeblieft snel antwoord geven op mijn vraag? Liefst schriftelijk zodat ik het als bewijsmateriaal kan opsturen naar deskundigen en musea. Dan kan er te zijner tijd ook een T-shirt met een afschrift van gemaakt worden. Je bent gewaarschuwd.

                                            Tout à toi

                                                   Peter du Gardijn





Vincent


1.

Het Zuiden was een explosie van overwicht, alle kleur
tot het uiterste gedreven.

Vaak ging ik daarom achter een muurtje liggen
om bij te komen van het zonlicht.

Denkend aan Holland waar ik de palm
van mijn hand brandde boven een kaars van mijn vader

of aan mijn broer die me bankbiljetten stuurde
als de bladeren van een kamerplant,

zonder dat hij ooit mijn vingers natelde. Ik stelde er
doeken tegenover vol kolkende cipressen.




2.

Op een dag begon mijn gezicht te tintelen in de spiegel,
een visioen gevoed door absint en terpentine.

Want liever dan kathedralen schilderde ik ogen of de kort-
sluiting laag aan de horizon.

En nu ik zelfs de maan en de sterren doorgrond,
fonkelend in hun zwakstroom,

en weet hoe ze op kousenvoeten de avonden vloeibaar
hebben gehouden, nu heb ik het plafond geraakt.

Het laatste wat ik schilder daarom: wortels,
mijn aankomst in de besloten aarde van het kerkhof.












37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 10
Ramon Gieling


Amsterdam, mei 2015,


Mijn beste Vincent,
Wat moet ik zeggen na alles wat je schreef? De beste kunst, de kunst die het langst meegaat, is wanneer er levens op het spel staan. Ik weet dat het een schrale troost voor je is, helemaal als het leven je honds heeft behandeld en je lichamelijk en geestelijk de klos bent geweest.
      Na jou zijn er nog een handjevol geweest die geschiedenis schreven. Francis Bacon deed een geweldige uitspraak toen hij naar aanleiding van zijn getormenteerde doeken op de vraag of hij een pessimist was antwoordde: ‘Helemaal niet,’ antwoordde hij: ‘Ik ben een optimist. Een optimist over niets.’
      Wij hebben natuurlijk makkelijk praten over gevaarlijke kunst maken, dat weet ik maar al te goed, en dan heb ik niet over goedkope waaghalzen. Nu doe ik het niet meer, maar er was een tijd dat ik mensen vertelde dat het stierengevecht volgens mij nog de enige levende kunstvorm in het Westen was waarin de dood middels een offer  - de stier - nog gevierd en gezien mocht worden. De kunstenaar –de torero – zet met zijn levende sculpturen een leven op het spel. Pas als de dood in de buurt is, krijgt de kunst ongewild haar diepte. Jij bent de vleesgeworden torero die met elk schilderij zo’n beetje zijn leven riskeerde. Maar misschien vergis ik me en vond jij het vreselijk voor die beestachtig mooie, zwarte stieren. Om die reden haal ik het tegenwoordig ook maar niet meer aan; je weet wel, het stedelijke gehuil om dierenmishandeling.
      Maar misschien huilde jij ook, zoals Nietzsche in zijn laatste uren toen hij dat paard mishandeld zag worden en hij het in zijn waanzin om de hals vloog. Destijds moest ik er niet veel van hebben, maar terugkijkend deden Marina Abramovic en Uwe Laysiepen een jaartje of vijfendertig geleden ook dingen die de rand opzochten en die je moedig kunt noemen. Ook zij zetten soms hun leven op het spel. 
      Onbegrip kan een dodelijk wapen zijn voor gevoelige geesten. We  wennen maar niet aan het idee dat het  IQ van onze critici vaak driemaal lager is dan dat van ons eigen werk. Het is nu eenmaal ongelijk verdeeld in het leven.
      Een kunstwerk moet dezelfde impact achterlaten als wanneer men getuige is van een afschuwelijk auto-ongeluk, of wanneer men moet toezien hoe twee mensen extatisch de liefde bedrijven. Dat had jij goed begrepen. Het was ook Nietzsche die zei: ‘Alleen wat pijn doet, beklijft in de herinnering.’ Het zien van de textuur op jouw doeken doet pijna pijn, alsof jij geen penselen, maar messen gebruikte.
      Het is de grote tragiek van het menselijk ras dat zij niet zonder oorlog of bommen kan. En als wij dus nu, jij kunt het je waarschijnlijk niet voorstellen, al decennia zonder oorlog leven, wordt de kunst steeds wanhopiger, leger, decadenter, en geldbeluster. Als jij nog leefde zou je zien dat de kunstenaar zich lui en volgevreten heeft aangepast aan de leegte; hij overtreft zelfs het publiek in oppervlakkigheid. De kunstenaar hoort alleen nog zichzelf zingen. En laten we het over het publiek, dat veelkoppig monster, maar niet hebben.
      Ik besluit dus dat er pas werkelijk iets ontstaat als er gevaar in het geding is. Zoals ik er ook op wijs altijd primair naar de bips van een maker te kijken. Een maker zonder waarachtige bips is als een soldaat zonder geweer, als een rivier zonder vis. En een echte cultuur heeft geweren nodig. De grote vraag is natuurlijk of er iemand wel eens echt op het toneel van de kunst is gestorven, echt gestorven. En dan heb ik het niet over Tommy Cooper (die ken jij niet, een bizarre komiek die tijdens een televisieshow dood in elkaar zakte – de mensen dachten dat het een grap was). En wat denk je? Zou die dood het opgevoerde drama opgeheven of versterkt hebben? Mijn tijd is verstreken, ik moet terug naar boven -diagonaal.
Als altijd de jouwe,  Ramon














37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 11
Marjolein de Groen
 



















































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 12
Ton de Gouw


‘IN DE ONTREDDERING DE KALMTE BEWAREN’


DAAROM ZAL DE EENVOUD VAN IETS BLIJVENDS ALS:
DE DAGELIJKSE KORST BROOD, DE KAAS, HET GLAS WIJN
EN HET PIJPJE MET TABAK
ALS MEDICIJN TEGEN DEBÂCLE EN ONTREDDERING
BETER ZIJN DAN HET GEKAKEL VAN 30 DIAGNOSES MET HUN VERLOSSING
IN BIJSLUITER

EN NOG ZOIETS ALS PANACEE
OM NIET GEK TE WORDEN VAN DE SPLEEN  VAN ANGST EN VERDRIET:
SOMBERE DINGEN
PROBEREN NIET SOMBER OP TE NEMEN
OP STRAFFE VAN SUICIDE
UIT ABSOLUTE EENZAAMHEID

IN ALLE GEWONE DINGEN HET KLEURIG AUREOOL ZIEN
VAN HET BIJZONDERE
IETS MET DE ZACHTE DEEMOED EN HEILIGHEID
VAN SIMONE MARTINI

HET STILLEN  VAN HET GROTE VERLANGEN
IS NIEMAND GEGEVEN
DAAR IS HET TE GROOT VOOR

EN HET ZOU HET BLOED VAN RIVIEREN EN OPSTANDEN ZIJN
ALS HET NIET GEWOON IN STILTE EERDER BIJ ZICHZELF GEVONDEN WORDT
ALS EEN ONSTERFELIJK TUSSENLICHAAM
DAN BIJ ANDEREN

HET MAAKT DE WRAAK MET EEN MES GEWET MET SCHULD EN WROEGING
OVERBODIG ALS EEN MICROBE , ZOALS LIEFDE

DE TRISTESSE  ZAL BLIJVEN
ALLEDAGEN
EN HET ZAL DE MENS MET ZACHTMOEDIGHEID BESMETTEN

IN DE KORENVELDEN LOOPT DE SCHADUW VAN EEN MAN MET EEN ALMAAR GEBOGEN HOOFD
HIJ PREVELT IETS VAN WHALT WHITMAN

UIT ZIJN HANDEN STROOMT LICHT
LICHT ALS VANUIT EEN KRANKZINNIG ONUITPUTTELIJKE  ZON
HET LICHT ZAAIT LICHT
HET LICHT OOGST LICHT
HET LICHT IS ALS VAN ZON EN MAAN
NAAST DE CIPRES
GELIJKTIJDIG WEERKAATST IN SCHALEN MET ZUIVER WATER 



















































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 13
Roos van Haaften


Amsterdam, 2 juni 2015

Waarde Vincent / [je bent in cement gegoten]

Ik heb google street view afgespeurd naar de plek waar jij bent doodgegaan. Ik trof aan: een leeg fabrieksterrein aan de Oise.

De Portland-cementfabriek werd gebouwd in 1913. Een tarweveld (waar jij bent neergeschoten) ging plat. Krijt en klei werden vermalen tot cement.

Portland was slim in reclame (jij niet!). Ze drukten ansichtkaarten met foto’s van de fabriek. Ze gaven ze als bestelformulier aan klanten van over de hele wereld. Je kon erop aankruisen wat je wilde: een ton van dit, hoe fijn, hoe wit grijs. De kaarten kwamen altijd aan (voorgedrukt adres, port betaald). 

Van de fabriek is niks over. Van de die ansichtkaarten wemelt het nu nog. Tegen die productie kunnen zelfs jouw schilderijen niet op. 

We missen je, Vincent. (= pathetisch) (&niet helemaal waar). Het landschap dat jij zag en tot schilderij maakte, is ansichtkaart geworden. Ik maak die ansichtkaart. 

Met (Hartelijke) groet,

Roos van Haaften





































































































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 14a
Wout Herfkens (DVVJ)
 


Waarde  Vincent,

Je moest eens weten, wat er na je dood allemaal met de waarde van je werk is gebeurd.  Je had er ongelooflijk riant van kunnen leven.  In een fraai, vrijstaand  en groot huis met een lieve, mooie en zorgzame vrouw en een paar leuke kinderen. Voor  Theo, Jo en  de ondertussen  flink uit de  kluiten gewassen kleine Vincent had je vast en zeker een villa naast die van jou gekocht.
Je had eindelijk eens  goed kunnen eten en hoefde nooit meer absint te drinken. Je had naar de beste artsen, psychiaters, geest-uitdrijvers, goeroes kunnen gaan.  Je zou je eigen fonds hebben kunnen  oprichten om de wereld een klein beetje beter te maken. Je was vast een gelukkiger  mens geworden. En iedereen gunt het jou zo van harte.  Want sinds je tragische zelfmoord, de erkenning van je werk en de interesse voor je werk en leven  ben je het archetype van het miskende  genie geworden. Geniaal en zijn tijd vooruit, maar lijdend, arm en ziek.  Mede door jouw dramatische levensloop  is er in Nederland een subsidiestelsel opgezet. Waarvoor dank.
Hopelijk heb je het nu beter naar je zin. Onze Lieve Heer zal voor jou in de hemel wel een speciale plaats hebben gereserveerd. Een plaats, waar je nu iedere dag kunt schilderen.En af en toe moet je les geven aan anderen . Hij heeft je bewust niet geplaatst op de afdeling Miskende Geniën, want dat zou je niet trekken. Tussen al die grote gefrustreerde ego’s  zou je weer met iedereen ruzie gaan maken. Je bent beter op zijn plek op de afdeling  De Gewone Hardwerkende Mensen. Daar had je altijd al een zwak voor.
Mijn bijdrage aan In de ontreddering de kalmte bewaren heb ik gemaakt omdat ik je veel meer simpel plezier en onbezorgdheid toewens. Vandaar dit beeld dat Schommel voor Vincent (Theo moet duwen)  als titel heeftIk hoop dat je het mooi vindt.

Hartelijke groet Wout Herfkens



















































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 15
Joke Hermsen  
 

Parijs 9 juni 2015

74, rue Oberkampf

Beste Vincent,

Zou juni de mooiste maand van het jaar zijn? Vanmorgen vroeg, zonnig en fris, de lucht zachtblauw, wandelde ik door het Parc des Buttes Chaumont naar de rue Lepic waar jij nog met Theo gewoond hebt en verbaasde me over alle kleuren die de bomen ondanks de smog en luchtvervuiling toch nog uit hun takken hadden weten te persen: van zilvergrijs en grasgeel tot het diepste, inktachtige groen. Ja, juni is zelfs in Parijs de meest kleurrijke en levenslustige van alle maanden. In de perken langs het canal St Martin wedijverden de rozen en oleanders om het zachtste roze of meest vlammende oranje en droegen zo hun steentje bij aan dit impressionistische kleurenpalet.
          Jij begon natuurlijk juist hier je eerste kleurstudies te maken, nog eens aangemoedigd door Pisarro, Signac en Monet en bevrijdde je zo van het sombere bruin van de Brabantse klei en het grauwe grijs van de Vlaamse modder. Je probeerde de meest tegengestelde kleuren met elkaar te verzoenen, maar daarbij toch de kracht van elke kleur apart te behouden en niet tot een grijze harmonie om te smeden. Het zou je handelsmerk gaan worden, alsof je nooit anders dan felrode klaprozen, goudgele chrysanthen of blauwe korenbloemen geschilderd had. En terwijl ik door de bloeiende parken en over de schoon gespoten straten wandelde - op de terrassen dronk men een eerste kopje koffie en wierp een nog slaperige blik op de krant - dacht ik na over de brief die ik zo’n 130 jaar na jouw verblijf alhier zou gaan schrijven. Ik vroeg me af waarom ik deze brief in gedachten al met het amicale ‘beste Vincent’ was begonnen in plaats van met de meer voor de hand liggende, formele aanhef ‘geachte meneer van Gogh’. Want wij kennen elkaar niet, dus waarom zou ik je als een vriend of familielid aanspreken?
          De laatste tijd ontvang ik zelfs steeds vaker emails - een soort elektronische brieven die geen zegel, wachttijd of postbode behoeven, maar net als telefoongesprekken direct van apparaat naar apparaat worden verzonden - waar een dubbele aanhef boven prijkt: zowel het beleefde ‘geachte mevrouw Hermsen’ als meteen er achteraan: ‘beste Joke’. Ongetwijfeld hebben ook deze brievenschrijvers allemaal lang nagedacht over de juiste aanhef, maar konden ze toch geen keuze maken en hielden ze als het ware beide opties open. Het is een van de symptomen van de tijd waarin ik leef: we willen zowel het een als het ander, afstand en nabijheid, want dit is de eeuw van het ‘en/en’ , van de veelvoud en de overvloed en keuzes maken vinden we lastig. Dus twijfelen we nogal eens over de vele mogelijkheden die de vrijheid, de welvaart en de emancipatie ons in de schoot geworpen hebben en raken we daarbij soms overmand door een vorm van kairofobie, de angst om in een bepaalde situatie de juiste beslissing te nemen.
           Dus vooruit, ik heb de knoop maar doorgehakt en ‘Beste Vincent’ boven deze brief gezet. Want hoewel wij elkaar nooit ontmoet hebben, meen ik toch oprecht dat ik je ken, zelfs beter dan menigeen van mijn nabijste familie. Ik ken je schilderijen, je tekeningen, je brieven, de studies die over je werk zijn geschreven. Je bent me als persoon, als mens, heel vertrouwd geworden, en ik kan alleen maar hopen dat je me begrijpt en me deze amicale aanhef vergeeft. Ik vermoed eerlijk gezegd van wel, want toen ik vanmorgen na mijn lange wandeling op een terras neerstreek en verder las in Dwars door de dagen van James Salter, trof mij een uitspraak van jou die de Amerikaanse schrijver op bladzij 396 met veel instemming citeert: ‘Wat in de kunst leeft, wat eeuwig blijft leven, is in de eerste plaats de schilder en in de tweede plaats het schilderij.’
          Je begrijpt, de rest van de ochtend heb ik hierover nagedacht en geprobeerd te achterhalen wat je er precies mee bedoelde. Net zoals het in de literatuur de uitzonderlijke stem van de schrijver is - en niet zozeer het verhaal, de plot of het personage - die ons fascineert en verleidt en verder doet lezen, gaat het in de schilderkunst om de persoonlijke signatuur, of laten we zeggen de afdruk van de ziel, die de kunstenaar in zijn werk achterlaat en waarmee hij laat zien wie hij als uniek en onvervangbaar persoon is. Ook een schilderij is met andere woorden altijd een antwoord op de vraag ‘Wie ben jij?’, net zo goed als een roman, een muziekstuk of een gedicht dat is. Daarom bevat elk kunstwerk een impliciete biografie, en weet deze ons vaak veel meer te vertellen dan de optelsom van levensfeiten die in biografische studies vermeld staan. En dan is het al met al zo gek nog niet als we op gegeven moment ervan overtuigd raken de maker heel goed te kennen. Dus nogmaals, ‘beste Vincent’, je hebt gelijk, wat eeuwig voort blijft leven is de ziel van de schilder, en ik wil je uit de grond van mijn hart bedanken voor de moeite die je je getroost hebt om die aan ons, aan mij, te midden van die zinderende kleurenpracht te tonen, waardoor we ons weer iets meer verwant en minder eenzaam kunnen voelen.
Veel liefs,

Joke












37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 16
Nico Huijbregts

















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 17
Peter Jordaan















































































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 18
Kinke Kooi
 


Beste Vincent,

Jij schrijft dat het niet gemakkelijk is om een kind op te voeden op de vierde verdieping. 
Ik ben het met je eens, zeker als je ook nog kunst wilt maken. In een vorige brief schreef je dat het voor jou niet te combineren zou zijn.

Toch heb ik besloten om het beide te kunnen. Wat ik heb ontdekt is dat het er om gaat het een niet belangrijker te vinden dan het ander, maar het als een eenheid te zien. 
Daardoor ben ik me gaan afvragen wat voor vorm zorg zou kunnen hebben als ik het teken. (Het Engelse woord 'care' vind ik eigenlijk mooier: zorg klinkt zo zorgelijk en 'care' zie ik meer als betrokkenheid).

De support die Theo jou geeft, en andersom ook de betrokkenheid die jij bij hem voelt, zou ik ook wel eens willen tekenen.
 Soms denk ik wel dat in iedere vorm van zorg ook pijn zit: ergens houd je elkaar ook vast. Maar tegelijkertijd is dat vasthouden en vastgehouden worden ook steungevend en heel fijn.

Liefs,

Kinke



















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 19
Jelle Korevaar
 













































































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 20
Floor Kortbeek



Dear Vincent, 

After reading the letters to your brother Theo,
I've been memorizing my favourite book,
'Through the Looking-Glass' by Lewis Carroll.
It tells about the visible and the invisible world
- yet made seen by imagination.

In this book, Alice is playing with a kitten
when she ponders upon what the world might be like
on the other side of the mirror's reflection.
Climbing up on the mantel piece of the fireplace,
she pokes at the mirror hung on the wall
and discovers behind the wall, to her surprise,
that she is able to step through it
to an alternative ‘Land of the Looking-Glass’.

Similar things happen to me when I look
at your paintings, Vincent.
Your sunshine becomes an hypnotic staircase,
that leads me into a labyrinth
made of velvet curtains, my bare feet get hurt
because of the broken glass on the floors,
and I become bemused by perfumes
of seductive flowers, slowly touching my skin.

Reading is -  to me - a way to be able to cope
with the world we have to live in,
with all its rules and values of every day life.

Hereby I send you a poem by Charles Baudelaire,
a section of 'Les Fleurs du Mal' ('The Flowers of Evil'),
to the accompaniment of my flower-pictures.
I wish you all the best on your last journey.
Yours sincerely,

Floor Kortbeek





 















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 21
Joanneke Meester






















































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 22
Jan Meijering
 


Arnhem, 2 juni 2015


Waarde Vincent,

Hartelijk dank voor de onvoltooide brief die ik van je mocht ontvangen. Mijn antwoord  bevindt zich binnen het schilderij dat ik gemaakt heb omdat twee oude vrienden me vroegen mee te doen met een kleine expositie hier in Arnhem. Deze vrienden zijn de ijverig ploeterende en curerende kunstenaars Wout Herfkens en Rinke Nijburg. Net als jij en ik trekken zij zich het leed en de onrechtvaardigheid van onze mooie wereld nog al aan. Ze begrijpen ook dat als je over kunst spreekt, je ook over jezelf en de ander spreekt, ik hoef jou dat gelukkig niet uit te leggen.

Zoals al mijn schilderijen eigenlijk, gaat ook dit schilderij over een onhoudbare stilte. Een schilderij dat zelfs in de ontreddering zijn kalmte bewaart, zoals jij schrijft, is het hele idee van de expositie. Terecht merk je op dat dit slechts voor sommige schilderijen geldt en ik hoop ook voor sommige uit mijn bescheiden oeuvre.

Ik werk tegenwoordig in een klein atelier, geen ideale plek voor een schilder. Het is aan de donkere kant en daarom kruip ik er met ezel en schildertafel zo dicht mogelijk tegen het raam aan. Mijn blik gaat daar graag naar buiten en dwaalt dan over de goede stad Arnhem tot aan de heuvels bij Oosterbeek in de verte. Dichtbij zag ik, toen ik aan het schilderij werkte, de gulle lente ontluiken: een straat vol bloeiende kastanjebomen en een rijtje donker-gebladerde populieren die me aan de cipressen uit het Zuiden doen denken! Jouw cipressen, Vincent, ik ken ze heel goed omdat je schilderijen dichtbij zijn, van hier uit een uur fietsen de Veluwe op in een waardig museum. Ze overbruggen de honderdvijfentwintig jaren tijd die ons nu scheiden.

Niks-niets origineels heb ik weten neer te zetten in het schilderij. Ik was geïnspireerd door jouw laatste landschappen op het formaat 50 x 150 cm. En ook kwamen de werken van Vlaamse schilders bij me op die ik zag op een reis in België vorige maand. Het Lam Gods, met name, van de broers Van Eyck, en ook het werk van Rubens in Antwerpen. Ik kon er niets aan toevoegen, alleen wat assembleren, maar had ook het gevoel het allemaal met eigen ogen gezien te hebben uit het raam van mijn atelier.

Voor de lol had ik een onderschildering gemaakt zoals de Duitse schilder Gerhard Richter dat doet: dik in de verf, met een rakel in plaats van een kwast. Je kunt deze reus onder de hedendaagse schilders niet kennen, hij is van na jouw tijd. Zijn werk is open, wars van artistieke dogma’s, dwars en poëtisch en hij heeft ook nog eens het geluk dat zijn schilderijen voor astronomische bedragen worden verkocht. En dat in een crisistijd waarin je als gewoon tweederangs schilder blij mag zijn als je überhaupt één schilderij per jaar verkoopt voor een bescheiden bedrag!

Die onderlaag, dank Richter, heb ik laten staan op het onvoltooide schilderij op de ezel. Onvoltooid, zoals ook jouw brief onvoltooid was. Wie weet putten er mensen met onvoltooide levens, in meer of mindere mate ontredderd, er wat moed en troost uit om door te ploeteren en het schone van het leven te blijven koesteren.

 Met hartelijke schildersgroet, Jan Meijering





















































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 23
Marijke Mink
 







































2-6-2015


Waarde Vincent,

Uw tekeningen van de tuin van de inrichting met bomen en een stenen muur-
lijnen tastend/ harkend/ krullend, soms geweldig ingewikkeld met hun tussenruimtetjes-
waren mijn aanknopingspunt om zelf te tekenen.
Zo ook mijn indruk van uw schoonzus Jo Bonger,die nu een powerwoman zou heten om bijv.
haar volhardende toewijding bij het promoten van uw werk.

Het is waar dat “schilderen iets op zichzelf” is en alle brieven ten spijt, ze zijn niet nodig 
om onder de indruk te raken van uw werk.

Waar gaat het halve of hele verstand aan ten onder? Een dikke laag gevoel, gevoed door tergende
omstandigheden. 
                  - Vandaag zijn er pillen tegen wanen 
                  - Is er afgerekend met het idee van een gemeenschap omstanders die, kunstenaars
                    in het bijzonder, behoeden voor uitputting
                  - Werken meer vrouwen in de kunst

Wat is gebleven, wat blijft:
Het verlangen om kalm maar intens te kijken.

Marijke Mink














































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 24
Marc Mulders
 

Waarde Vincent,



Weet dat de stuiptrekkingen in je verf-

brouwsels,

in je boom-slang-wortels,

en in

je

zonnestralen-

tentakels,

altijd door

zullen woekeren,

en ondergraven, die fundamenten van al wat vals is,

en doen verstikken eenieder die een schaduw werpt

op de Schepping,



en dat

jouw penseelslagen tot in

lengte van dagen de opeenvolgende seizoenen zullen aankondigen.


Marc  







links Marc Mulders, rechts Jenny Ymker













37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 14b
Rinke Nijburg (DVVJ)



St Remy, La France
woensdag 23 juli 1890- woensdag 22 juli 2015
Voor dappere Pam, ter nagedachtenis.


Ha Vincent,

Toevallig hoorde ik dat je binnenkort komt te overlijden. Vandaar dat ik alvast een lijkwade voor je heb gemaakt. Een mens moet immers wel decent begraven worden en daar hoort een mooi doodskleed bij, liefst ontworpen door een van je beste vrienden. Ik heb jou altijd als een van mijn beste vrienden beschouwd, maar weet niet zeker of jij dat ook zo ziet... Soms vind ik dat we echt heel veel op elkaar lijken, zowel wat betreft ons uiterlijk, maar zeker ook wat de binnenkant aangaat. Anderzijds lijkt het ook alsof ik jou helemaal niet begrijp en jij mij evenmin. 

Vooral als mijn haar kort is en recht overeind staat en ik me weer eens een paar dagen niet geschoren heb, dan zeggen de mensen: ‘He, jij lijkt op Vincent van Gogh.’ Tja, wat is dat nou voor kop die wij beiden hebben? Allereerst de kop van een stugge roodharige, met sproeten bedekte Fries, zeker niet de kop van een donkerbruine Brabander. –Jouw en mijn opvliegendheid zijn natuurlijk helemaal niet Fries, maar innig Brabants en Spaans. Het bloed kookt vanzelf, een oven is overbodig. Gewoon ter aarde bestellen dat oververhitte lichaam.  

Wist je trouwens dat we ook een tentoonstelling voor je maken? Voor als je komt te overlijden, iets dat hopelijk niet al te spoedig gebeurt? We, Teo en ik, hebben 37 kunstenaars gevraagd -jij bent nu immers 37- om jouw laatste nooit voltooide brief te beantwoorden. En ook hebben we de kunstenaars gezegd dat ze iets konden doen met jou laatste onvoltooide schilderij met boomwortels?  Klopt toch, dat dat het schilderij is waar je nu aan werkt?  

Een van de kunstenaars heeft uit zijn archief een oud beschilderd hardboord-plankje opgesnord. Er staat een schilderijtje op van jouw sterrennacht, je weet wel welke ik bedoel. Ik zal een foto bijvoegen, of een tekeningetje. Hij schilderde het dingetje toen ie veertien was. Heel mooi en heel schattig. Het werkje hangt meteen bij de ingang van de tentoonstelling.

Weet je Vincent, ik was zo van plan jou een brief te schrijven zonder de bijdragen van al die andere kunstenaars te lezen en ik heb dat ook heel lang volgehouden. Ik weet van mezelf dat ik niet meer onbevangen kan schrijven als ik weet wat anderen allemaal schrijven. ’t Is net als met God. Als je eenmaal weet wat anderen allemaal bidden en vragen en zeuren, dan heb je zelf of helemaal geen zin meer om iets te bidden of je bidt hetzelfde als iedereen. Het is echt heel moeilijk om origineel te zijn.

Dat was in jouw tijd wel even anders. Jij kon nog gewoon een nieuwe schilderstijl verzinnen. Omdat iedereen zo ongeveer alle eeuwen door hetzelfde schilderde. Dat laatste is natuurlijk niet helemaal waar, maar bij wijze van spreken. De onderwerpen veranderen wel, maar de schildertechniek is eeuwenlang gedicteerd door het clair-obscur, het schilderen in dunne lagen en door een vorm van realisme waarover ik jou niks hoef uit te leggen. Eigenlijk was het indertijd helemaal niet zo heel moeilijk om iets nieuws te verzinnen zoals jij dat deed. Dat met die dikke klodders en ook de verf zomaar direct uit de tube op het doek knijpen, zonder dat er een penseel aan te pas komt, was in 1890 nog best leuk en vernieuwend. Nu gaat iedereen gauw gapen als je zoiets doet. Sowieso is de schilderkunst eerder de paria onder de beeldende kunsten, eerder de onaanraakbare dan het fel begeerde idool.

Vincent, als je vindt dat ik zit te klagen, als je vindt dat ik in de slachtofferrol kruip, dan moet je het gewoon zeggen. Ik denk dat ik het ook wel vind, maar kan het gewoon niet laten om het je toch allemaal te vertellen. Voor mij ben je een soort biechtvader. Alsof je nog echt leeft en dat is natuurlijk niet zo. Dat is ook meteen de grap van onze tentoonstelling, die we naar een zinnetje uit jouw niet verstuurde brief in de ontreddering enzovoorts hebben genoemd. Grappig hè, dat zinnetje schreef je ooit vrij gedachteloos op en was je allang weer vergeten tot wij ermee op de proppen kwamen. Nu lees je het overal en word je er vast boos om.

Toen Teo en ik, DVVJ, -ik noem mezelf steeds Vinnie,- werden gevraagd of we een tentoonstelling over jou wilden maken, vonden we je onvoltooid voltooide oeuvre een van de meest interessante uitgangspunten. Het is zo romantisch als een kunstenaar te vroeg dood gaat, als ie in de kracht van zijn leven de geest aan god geeft. Je kunt er zo lekker over door fantaseren. En je hoeft je niet zo te schamen voor dat latere werk dat toen de kunstenaar eenmaal de 50 was gepasseerd zoveel slechter werd, dat bijna nooit iemand die er verstand van heeft, zin heeft om die werken in een catalogus op te nemen. Je schaamte je dood. Bijna iedereen denkt nu ook, 125 jaar later, dat jij als je had kunnen doorleven, je abstract zou zijn gaan schilderen. Dat zou dat laatste werk aantonen.

Wat een goede ook rond dat laatste werk. Het idee om die onvoltooide brief van jou te nemen was tot daar aan toe, want een helder verhaal. Theo vond die brief in je broekzak of jaszak, weet ik veel, en bewaarde die en schreef erover. Duidelijk zat. Maar je laatste schilderij? Welk werk is dat nou? Misschien kun je het me beter zeggen want dan staan wij niet zo voor lul als we het verkeerde laatste werk kiezen. Heel lang immers heeft men gedacht dat dat langwerpige schilderij -waar je er een paar van maakte ren allemaal ongeveer 50 x 100 cm- dat met die kraaien boven het korenveld je laatste schilderij was en dat die kraaien je naderende dood aankondigden. Niks van waar blijkt nu. Nu zeggen ze op Wikipedia dat het wel moet gaan om het schilderij ‘Boomwortels’ en de geleerden zeggen het ook. Men draagt allerlei argumenten aan om het te staven. De ellende van dat ding is dat het niet af is toch?  En daardoor lijkt het bijna helemaal abstract  en daardoor gaat iedereen nu denken dat je op den duur zeker voor de volle hardcore abstractie zou hebben gekozen. Het is vloeken in de kerk en totaal absurd.

Er zijn er ook een boel die menen dat je, als je nog langer zou hebben geleefd, je zou zijn gaan fotograferen. Je had dan de zwart-wit foto’s met de hand kunnen inkleuren of je had de overstap naar de fotografie gemaakt toen de kleurenfotografie op de markt kwam.  

     



























v.l.n.r. Korrie Besems, Rinke Nijburg, Erik Odijk
















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 25
Erik Odijk
















































iet i















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 26
Stijn Peeters


Waarde Vincent,

Vreemd om je direct aan te spreken, ik doe dat ook met een zekere reserve want ik denk dat  we als persoon niet tot een vertrouwensrelatie zouden zijn gekomen. Je complexiteit zou ik als bedreigend hebben ervaren. Net als Theo heb ik ook een gezin waarvoor ik me verantwoordelijk voel en alle tijd die ik vrij kan  maken heb ik nodig om mijn werk aan de gang en op peil te houden. Daarbij hoort ook pragmatisme in de omgang met anderen en een verbetenheid en vasthoudendheid wat de eigen ruimte betreft . Op afstand zou ik je als collega enorm waarderen juist vanwege dit aspect, we zouden elkaar misschien bij gelegenheid tegen komen en ik zou dan denken; “wat zou ik graag eens wat samen doen met Vincent”. Maar tot het trekken van de agenda’s zou het nooit komen.

Verwantschappen tussen kunstenaars kunnen in de tijd plaats vinden, uit het werk spreekt immers een zienswijze, een mentaliteit die je kan aanspreken of de maker van het werk nog leeft of niet. Ik ben geen man van stromingen, zie mezelf als een ‘Einzelgänger’,  soms kom je collega’s tegen waarmee je je inhoudelijk verbonden voelt, altijd zijn dat ook individuen. Daar ook gaat het mis als ik nadenk over al die festiviteiten die jou om de haverklap worden aangedaan, als alle uiterlijke verschijnselen en clichés een vrijbrief zijn voor jan en alleman om eens lekker los te gaan. Zo zag ik op Omroep Brabant een bekende schilder doen wat hij altijd doet, maar hij deed dat omdat er rondom jou iets te vieren is, (eerder schilderde  hij ook al als barbaar in barbaarse tijden) , tenenkrommend vond ik het. Bij het Goed vond ik een in Brabants eiken ingelijst tegeltje. Het was wit en een onbeholpen hand had een pastiche gemaakt van een van je zelfportretten, op je hoofd een rieten hoed, op je gezicht twee stickers, een omgekrulde met €1, 50 erop geschreven en over je linkeroog een vlakke met € 1,00 er op.

Het hele circus van aardappeleters in een veelheid van materialen, oorafsnijders, stropdassen en mokkenkoppen veroorzaakt zo’n kabaal dat het bijna onmogelijk is om iets van de verstilling en de eenzaamheid te vinden, het verduistert het zicht op het gewonde dier dat zich terugtrekt om te sterven. Jouw tragische heroïek om tegen alle verdrukking en tegenstand in trouw te blijven aan je uitgangspunten, zou in deze tijd als elitair en als maatschappelijk irrelevant worden gezien en zoals velen zou je je niet tegen de ‘framing’ kunnen verweren. Als mensen niet willen luisteren en kijken, horen en zien ze niets.

In de Borinage heb je gepoogd iets te verbeteren aan het lot van de mijnwerkers en hun gezinnen, je hebt extreme armoede en uitbuiting gezien. In de 125 jaar nadat je stierf ( weer een jubileum!) hebben sociale bewegingen ervoor gezorgd dat de verdeling van de rijkdom evenwichtiger werd, werden structuren gebouwd om werkenden te beschermen tegen willekeur en ziekte, was de maatschappij verantwoordelijk voor al haar burgers, ook als het tegenzat. Op dit moment is er een tegenbeweging aan de macht, ultrarijken en grote zwervende ondernemingen zonder nationale verantwoordelijkheden kopen je werk, maar ze kopen ook nationale regeringen. De geldeconomie heeft zich volledig losgezongen van de wereld van mensen, gemeenschappen en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat heeft tot effect dat er een groep mensen ontstaat die niet meer nodig is, die mag verkommeren en verdwijnen. Het is een spannende tijd waarin verzet zinloos lijkt omdat het allemaal op zo’n megaschaal gebeurt, ook als je jezelf afvraagt wat het allemaal voor zin heeft is het goed om je werk weer eens te bekijken en je brieven te lezen. Je grote sociale gevoel en de nabijheid van de armoe maakten je een beter mens dan de handelaren waar je in je brieven aan Theo vaak  kritisch over schreef, niet in de laatste plaats om hem over te halen met jou te leven en te werken. In een wereld waar waarde een andere betekenis heeft dan die in de wereld van het geld.

Ik eer je als collega, als humanist en inspiratiebron.




v.l.n.r. Peter Jordaan, Stijn Peeters, Bernard Verhoeven en Henk Visser
















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 27
Jan van der Pol

Amsterdam, 29 mei 2015


Waarde Vincent, 

Jouw brief van 24 juli 1890 kwam mij onder ogen en hoewel gericht aan jouw broer Theo schrijf ik je een antwoord.

Dank voor je brief, hij is mij uit het hart gegrepen. Inmiddels zijn we een paar jaar verder en blijken jouw observaties niet minder actueel. Integendeel, crisis en ontreddering zijn nog steeds volop aanwezig en daar is zelfs iconoclasme bijgekomen. Iconoclasme gepraktiseerd door de Nederlandse Staat.
De kunstenaar van heden ten dage heeft niet zelden de grootste moeite kalmte te bewaren en de werken die op vele plekken te zien zijn laten dan ook vaak een bijzonder schrijnende indruk achter. En ondanks dat het lijkt dat de mogelijkheden voor het maken van werk en het tentoonstellen daarvan enorm zijn gegroeid en uitgebreid, is vaak van een dodelijk geestelijk isolement sprake. Vele kunstenaars zien zich als roepende in een grimmige woestijn. Zij voelen een existentiële eenzaamheid in een samenleving die uit moderne slavernij bestaat en die slechts met wat entertainment via een paar media wordt verzacht. Een verzachting die voor een geest die zelfstandig wil zijn als een diepe belediging wordt ervaren.
Gelukkig hebben jouw schilderijen een enorme plaats gekregen in de belevingswereld van grote groepen mensen en is het offer waarvan jij spreekt, het offer dat je samen met Theo hebt gebracht – jullie diep ontroerende samenwerking, misschien wel symbiotische verbinding in een lotsbeschikking – zeker niet tevergeefs geweest. Velen van jouw mooiste schilderijen worden inmiddels als in kwaliteit niet te overschatten werken geapprecieerd.
Overigens is de door jou geuite kritiek op de handel in kunst zo mogelijk harder nodig dan ooit. Je hebt gesmacht naar erkenning en ook naar een balans in de kosten en de baten van jullie hele onderneming; mogelijk daarom zal het je misschien vreemd in de oren klinken maar als de handel de kans krijgt gaat men er nu ook heel graag met het werk van jou van door. Handel is er altijd geweest maar de kunsthandel gedraagt zich al jaren voor een deel als een piramidespel en juist dat deel is voor velen een voorbeeld geworden. In jouw tijd was het economisch staande blijven voor veel kunstenaars een groot probleem en mogelijk stond dit samenwerking in de weg. Dat is  nog steeds zo. Maar gelukkig is voor een kleiner deel van de kunstenaars juist in dit probleem de basis tot samenwerking gevonden. Een ideologisch nauw op elkaar aansluiten is niet eens de eerste eis. Ook de toegang tot tal van werken van vele kunstenaars uit binnen – en buitenland, via de digitale archieven maar ook in verzamelingen en depots, is veel groter dan ooit en een bron geworden om moed te houden. Dat geldt ook voor mij. En daarbij betekenen jouw brieven een hart onder de riem door de jaren heen.
Waarde Vincent, dank en een groet van een voor jou onbekende stem,


Jan van der Pol


links Jan van der Pol en rechts Roos van Haaften
 













37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 28
Marcel Reijerman
 







































Arnhem, juni 2015    



Waarde Vincent,

Dank voor je brief van 24 juli 1890. Dank voor al je brieven trouwens. Mooiere  brieven zijn er niet!

Joost van den Vondel schreef in de zeventiende eeuw een gedicht bedoelt voor Hendrick Goltzius. Een andere tekenaar die ik bewonder.

Ik weet dat dit gedicht ook voor jou is geschreven:


O, oppertekenaar, o licht

Van uwen tijt!

Gij heelt en sticht.

Het scheemrende oogh der Kristeliken.

Met levendige verwe en streken.

Uw heiligh ijzer en uw hand

Breeckt harten hardt als diamant.



Je bewonderaar,

Marcel Reijerman


PS. Ik heb ook nog een tekening voor je gemaakt.




















 links Erik Odijk en rechts Marcel Reijerman
















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 29
Hjalmar Riemersma
 














































































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 30
Arnold Sas

Den Haag, 12 april 2015

Vincent,

Jij schrijft: Wel mijn werk daarvoor riskeer ik mijn leven, het heeft me de helft van mijn verstand gekost. Maar wat wil je, als vechtende kunstenaar voor een hap eten. Zoals je al eerder schreef: als je één boterham eet, moet je daar een dag op kunnen schilderen.

Vincent, ik zie in jou een vechtende schilder. Ook vechters in Nederland leven  op één boterham op één dag, als ze op gewicht moeten blijven. En moeten dan twee keer per dag trainen voor een wedstrijd. Net als jij, gaan ze tot het uiterste in de vechtsport. En dit kost hun ook hun halve verstand.

In Thailand leven vechters op een bordje rijst, in kampen waar de hele dag getraind wordt. Afzien, zweet, bloed en tranen. En met de gevechten riskeren zij hun leven. Ik vergelijk dit met de Aardappeleters, hard werkende boeren die de hele dag alle elementen op het land moeten doorstaan voor een bord eten. Storm, regen, vrieskou, hitte. De Thaise vechters komen hun kamp niet uit, alleen maar trainen, slapen en vechten. De aardappeleters komen niet verder dan hun akkers, zijn daar altijd aan het werk.

Als beeldhouwer in de buitenlucht en als A-klasse vechter in de Muay –Thai wereld ken ik het gevoel van je leven riskeren. Ik voel mij sterk verwant met van je Vincent, want ik leef voor mijn kunst. Voordat je zowel in de vechtsport als in de kunstwereld je brood kunt verdienen moet je heel diep kunnen gaan. En dat houd je alleen vol als je een nooit aflatende passie hebt.

En dat is wat wij gemeen hebben Vincent, een nooit aflatende passie voor de kunst.

Groet,

Arnold Sas



























links Arnold Sas, rechts Kaj Bras















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 31
Marjan Teeuwen
 

Brief wordt binnenkort bezorgd.




















































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 32
Gerda Ten Thije


                                                                                                       Arnhem, juni 2015

Waarde Vincent,

 

Dank voor je brief. Vandaag is het zonnig en loop ik vanuit mijn achtertuin naar mijn volkstuin in het achterliggende volkstuinencomplex. De kiemende zonnebloemen, met inmiddels een hoogte van 5 cm, heb ik zojuist in de tuingrond gezet, langs de afrastering. Niet eerder tijd gehad. Een aantal kiemplantjes heb ik in een tuinkastje gezet waarmee ik deelneem aan een tentoonstelling ter ere van jouw 125ste sterfjaar.


Als ik net zit op het enige bankje in de tuin, komt de buurman aangelopen. Of ik niet gezien heb hoe mijn tuin erbij ligt, of ik niet gezien heb dat het onkruid de pan uitrijst. Het Vingerhoedskruid, de Haagwinde, de Stinkende Gouwe, het Boerenwormkruid, het Robert kruid, en de Klaprozen, het stikt ervan en al het zaad waait weg… in zijn tuin. De buurman is heel boos en sommeert mij het onkruid te wieden, de te hoge fruitbomen en de bessenstruiken te snoeien. Bovendien moet ik de vallende bloesems opruimen en de hoge, houtige, verdroogde stengels van bloemen waarvan ik de naam niet meer weet, verwijderen. Begrijp je dat nou Vincent? Begrijp je nou zo’n man? Ziet hij dan niets van al die schoonheid, ziet hij niet de kleurenpracht van al die verschillende bloemen, ziet hij niet de libellen, de bijen en de verschillende soorten vlinders die er rond vliegen?


Zittend op dat bankje waan ik me bij zonnig weer altijd in Zuid Frankrijk, rond Arles, waar ik jaren geleden rondfietste langs de zonnebloemen- en de lavendelvelden, en zie ik wat jij zag en schilderde. Ik geef toe dat er hier en daar best wel wat gesnoeid kan worden zodat ik weer over de smalle paden kan lopen, maar voor de rest… Ik heb de buurman over jou verteld, maar hij kende alleen het verhaal over jouw zogenaamde afgesneden oor en verwarde jouw schilderijen met die van Rembrandt. Jammer. Ik zei dat hij eens naar het Kröller-Müller Museum moest gaan en jouw schilderijen moest gaan zien, dan zou hij misschien ook iets meer van mijn tuin begrijpen. Het Kröller-Müller Museum, bij ons om de hoek, het zei hem niets.


Ik ben heel benieuwd Vincent, hoe vaak jij nou zo’n buurman tegen het lijf bent gelopen en wat je dan hebt gezegd. Wat zei je als ze in het voorbijgaan ongezouten hun mening over je schilderwerk gaven, over al die kleuren die je zag en schilderde? Kon jij de kalmte bewaren?

 

Groet,

Gerda Ten Thije 

 

 

 








































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 33
Casper Verborg
 


 Arnhem, juni 2015 

Waarde Vincent, 

Jouw schilderijen waren ooit, bijna twintig jaar geleden, mijn reden om te schilderen. De verf lag al klaar (na een kortstondige bevlieging van papa), enkel de noodzaak was nog nodig. En die kwam er.

Lieve Vincent, bedankt!! 

Casper

































































37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 34
Bernard Verhoeven
 

 


















37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 35
Berend Vink
 

Oosterbeek, 3 juni 2015

Waarde Vincent,

Hartelijk dank voor je brief van 25 juli 1890. Als reactie tref je onderstaand een gedicht, een pastiche van Herinnering aan Holland, geschreven door Hendrik Marsman, voor het eerst gepubliceerd in 1936 en in 2000 gekozen tot het Nederlandse ‘Gedicht van de Eeuw’.

Hoogachtend,

Berend Vink 




Peintre maudit 

Denkend aan Vincent
zie ik Zonnebloemen
snel door Christie’s 
veiling gaan, 

rijen ondenkbaar
lijdzame bezoekers
als makke schapen 
voor het Museum staan; 

en in expressieve
verfstreken verbeeld:
cipressen, bruggen, 
een zaaier op het land, 

boomgaarden, huizen,
knotwilgen, boten,
veel zelfportretten, 
een rechteroor in verband. 

onverschilligheid,
armoede, miskenning,
woede en wanhoop, 
noodlot heb je ervaren, 

en alleen zekere
doeken konden in
de ontreddering
hun kalmte bewaren. 





links Berend Vink, rechts Pelle Nijburg
















Berend Vink
Z.T.
2015
50 x 100 cm
foto












37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 36
Henk Visser


 























Henk Visser
Diesen Kuss der ganzen Welt of De vlucht der verbeelding, kus me, kus me, kus me dan toch
2015
piëzoprint op papier 
80 x 110 cm
oplage 10



Waarde Vincent

Ik las dat je van ‘Le Christ au jardin des oliviers’ van Gauguin geen bewonderaar bent. Dat is bepaald een understatement. Tegen Bernard uit je je woede en frustratie daarover rechtstreeks. Zijn ‘Christ au jardin des oliviers’ uit hetzelfde jaar als die van Gauguin, 1889, noem je een nachtmerrie en je wilt hem dat wel toeschreeuwen.  Aan Gauguin, tegen wie je opkijkt, schrijf je heel wat ingehoudener dat ‘onze taak in de gedachte ligt en niet in de droom’. Maar je bent er niet minder boos om en je zegt beiden hoe het wel moet: waarnemen en niet dromen.

Is dit nu, Vincent, de reden dat je mij een buitenstaander noemt omdat al mijn werk uit de verbeelding voortkomt. Nou Vincent ik vind dat jij het niet snapt.

Bernard en Gauguin schilderen hun Christus boers en primitief om een andere associatie dan de traditionele Christus in de olijfgaard op te roepen. En jij weet dat!! Dat hoor je niet voor het eerst. Jij weet dat ze verbeelding en herinnering een grote plaats in ruimen.  En- mag ik het voor nu even zo grofweg samenvatten- dat is precies wat jij zelf ook doet! Wat is dan in hemelsnaam het verwijt?! Dat de werkelijkheid volgens jou wordt verlaten? En nu? Nu blaf je Bernard af en roep je dat hij nog nooit een olijfboom heeft bekeken. In de dagen hierop ga je olijfgaarden schilderen (echt waar!) en raus je er vier het doek op om hem maar vooral jezelf te laten zien hoe het moet, omdat je zo, zo boos bent.

Zo veel begrip kan ik niet voor je op brengen.  Moet ik nog zeggen dat mijn sympathie naar Bernard gaat en zijn opvatting wat mij betreft de toekomst heeft. Er zit gewoon een gat tussen waarneming en verbeelding. Zo ervaar ik althans de distantie tot de dagelijkse werkelijkheid. En soms zie ik kunstenaars die dat gat dichten en ze doen dat op verschillende manieren.  Zo eenvoudig is het en jou boosheid kan, wat mij betreft bij het grof vuil.

Trouwens als ik me voorstel hoe jij aan het schilderen bent dan is wat me het meest treft niet de kleur maar de factuur. Dat wat jij ‘schilderen als een boer’ noemt. Dat schilderen als een boer staat je toe iets in het beeld te leggen wat dan onnoembaar blijft maar onmiskenbaar het gat tussen waarneming en verbeelding dicht.  Verdomme Vincent in je handschrift zie ik een groter gamma dan in het altoos zonovergoten kleurgebruik. In je handschrift ben je even overtuigend als Gauguin in zijn dromen. Toch hoor ik je aarzelen over je eigen werk; je bent overtuigd van de toekomst van de kleur en tevens aarzelend over je geverf. Over dat geverf had ik wel graag meer gehoord; bijvoorbeeld in ‘Zelfportret op weg naar Tarascon’ waar jou schaduw zo verwrongen op straat valt dat het pijn doet. Maar al wat je zegt is dat het een studie is. Ik word er treurig van. Ik vind de factuur niet kloppen met de kleuren; de kleuren praten over de factuur heen, zodat het ras een slecht schilderij wordt. Is het een persiflage en schilder je jezelf als Tabarin de Tarascon, die van zichzelf in het gelijknamige boekje zegt dat hij een groot jager is en de ene na de andere bok schiet? Ik vind het niet kloppen hoe je het schilderijtje in een brief aan Theo met een paar woorden afdoet. Maar, soit, daar ga je dan beladen met stokken en kisten, achtervolgd door de schim van jezelf; wat een ontreddering.

Maar Vincent het kan altijd nog erger. Gaat het bij Gauguin en Bernard wat jou betreft om slechts één werk, bij mij is al mijn werk gebaseerd op de verbeelding. Ik ben wel een van de grootste fantasten die er rondlopen. Ik klets alles aan elkaar en ik geloof er zelf nog in ook,  wat de reden is waarom ik dit schijngevecht met je voer. Ik ben benieuwd hoe je op mijn werk reageert ;-)

Ik neem de verbeelding voor waar en voor werkelijk.  (sic)(!). Ik denk in beelden, concrete beelden, dingen, relaties en gehelen en die beeldencarousel mengt zich met de tweede draaiende beeldencaroussel die de werkelijkheid is. Heb je ooit op een frisse ochtend de geuren op de markt geroken; de geur van rauwe vis gemengd met vers gebakken pinda’s, schoeiende kippeveren, kaas, snoep en chocolade, pyjama’s, stroopwafels, patat en geurende koffie, en wel simultaan, het ongeschreven Futuristisch Manifest van Geur&Stank, in een ademtocht naar binnengezogen? De markt als beeld van het volle leven op een tiende vierkante kilometer. De ellendige vrieskou in de winter. Natte dekzeilen. Steenkoude draagijzers. Het marktterrein in de vroege ochtend onder een zwarte hemel verlicht door kwiklampen die de bevroren ademtocht goud kleuren. Een nog stinkende dronken visboer vloekend en tierend in zijn pooierbak als eerste het terrein op. Hij kan de draai niet maken met zijn knalroze Buick en scheldt zijn buur tot in de grond verrot, grijpt zijn benzineaansteker en draait met zijn dikke duim vonken van het wiel om de kraam van zijn buur in de fik te steken. Fris heerlijk water en zilveren schubben van rotte vis op de grond bij een gore waterkraan. Sinaasappels. Een rennende dief tot staan gebracht en standrechterlijk bewerkt. Paling kronkelend in zaagsel in een houten kist. Trekken aan een meterhoge acht meterlange bult tweedehands colberts voor een kleine prijs, een uitgekafferde turk want dat is de prijs. Parelmoeren knopen bij de garen en band kraam. De onverzadigbare grote bek van de vuilniswagen vermaalt fruit en verse groenten. Op de markt draait de tweede beeldencarousel op volle toeren en ontmoet in mij de eerste, waarna de chaos onvermijdelijk lijkt, maar niets is minder waar. Altijd ligt de werkelijkheid ten grondslag aan wat ik maak; er is altijd iets wat ik wil zeggen, iets concreets en altijd iets dat groter is dan ik. Op de markt trok ik aan de pees van een kippenpoot en ik stelde me de macht voor die dit -nu magische- voorwerp mij gaf en tegelijk kon ik mijn vader mijn voorstelling niet laten zien omdat wat ik in handen had, gepikt was. Zo zit het Vincent. Het woord is mooi maar niet zo mooi dat ze als een voorname dame vóór zou gaan en de werkelijkheid beleefd voor haar de deur zou moeten open houden. Zonder de werkelijkheid is het woord niets. Zonder woord echter is de werkelijkheid weer het raadsel die het is en moet je zelf de deuren van de werkelijkheid openen. The Doors of Perception.

Het werk dat ik hier heb hangen gaat over de verbeelding en heeft de buitennissig lange titel ‘Dieser Kuß aller Welt of De vlucht der verbeelding, kus me, kus me, kus me dan toch’. Dat laatste- het driewerf ‘kus me, kus me, kus me dan toch’ moet je in gedachten met een zeker ongeduld en dringend uitspreken, Vincent, zo als een kleuter zijn moeder benaderen zou met een bijna verwijtend en bestraffend ‘…kus me dan toch’ omdat hij meent recht te hebben op haar, of als de man, die zijn vrouw in zijn armen neemt, ongeduldig en begerig haar lief te hebben het driewerf ‘kus me dan toch’ uitspreekt; het gaat over overgave en afhankelijkheid. De overgave van het meisje aan die oude man en andersom de tedere overgave van die man aan haar. Het gaat over een niet anders kunnen dan je overgeven; het gaat over de eigen natuur.

Het eerste stukje van de titel is gepikt van Klimt’s Beethovenfries uit 1901, waar, de geschilderde vertelling van de Negende ‘Alle Menschen werden Brüder’ de eenheid van de wereld, het ‘Unus Mundus’ het onderwerp is en waar een man en een vrouw, voorbij engelen en muzen, voorbij tijd, voorbij Arcadië, waar man en vrouw met elkaar versmelten en betekenis in elkaar vinden, zoals het woord in het beeld betekenis vindt, zo als openbaring in gebed, inzicht in onderzoek en vooral zo als god in de mens betekenis vindt. Nou ja zoiets als de opvulling van het gat tussen waarneming en werkelijkheid, snap je. Mijn werk gaat over de verbeelding, die alles wakker kust. En dat wíj het niet zijn die zo graag zoenen, maar dat er íets diep in ons is wat zo, zo graag kussen wil, dat wij niet anders dan kussen kunnen en kussen zullen en kussen moeten. De verbeelding zelf kust ons wakker, maar ook de natuur kust en de ander kust. Eerst door de kus van de verbeelding met wat dan ook van de wereld wordt iets begrepen en pas dan gaat het tot de werkelijkheid behoren. Ik doe er een schets van bij.

Groet Henk


 

v.l.n.r. Jenny Ymker, Floor Kortbeek, Peter Jordaan, Stijn Peeters, Bernard Verhoeven, Henk Visser.













37 brieven aan Vincent van Gogh
BRIEF 37
Jenny Ymker






































 links Marc Mulders, rechts Jenny Ymker





in de ontreddering de kalmte bewaren
37 antwoorden op Vincent van Gogh’s laatste, niet verstuurde brief en niet voltooide schilderij  

projectruimte circa... dit Arnhem
12 juni t/m 12 juli 2015

De tentoonstelling is mede mogelijk gemaakt dankzij een subsidie uit het Fonds Cultuur van de Gemeente Arnhem. 

De auteursrechten van de 37 brieven en van de kunstwerken berusten bij de kunstenaars.